Peutinger kaart 0000.0011

 

Literatuur

 

 1951

- Hettema, H., De Nederlandse wateren en plaatsen in de Romeinse tijd. 's-Gravenhage (Nijhoff), 1951. [347 blz. ISBN -].
Hierin o.a. "Iets over de wegen op het Nederlandse gedeelte der Tabula Peitingeriana": blz. 113-132 (dit hoofdstuk is vooral een 'discussie' met andersdenkeden, waarbij vooral de vraag centraal staat of de Romeinse mijl, dan wel de Leugae op de Peutinger kaart gebruikt zijn, en op welke weg. Hettema gaat er, zoals gebruikelijk, van uit dat de noordelijke weg de weg langs de limes is.

"Fectio, castellum Flevum en de Nabalia": blz. 189-219 (Zeer uitvoerige bespreking van tal van onderling tegenstrijdige verklaringen. In het jaar 28 komen Friezen in opstand tegen de Romeinen. "Zij doodden de soldaten, die de belastingen moesten innen, doch konden de hoofdman Olennius niet in handen krijgen. Deze vluchtte naar het castellum Flevium." 'Met Holwerda' meent Hettema dat het castellum Flevium niet in het noorden, bij het Amelander gat lag, maar dat het het castellum bij Vechten betreft. Beide auteurs geven toe niet over doorslaande bewijzen hiervoor te beschikken.
Het grote castellum 'Flevium', werd nadat de Romeinen de verovering van Germanië hadden opgegeven, minder belangrijk. "Het castellum werd, om zo te zeggen, in belangrijkheid overwoekerd door de inheemse handelsnederzetting Fictio. Dat kwam door de handelsweg naar het noorden. Het blijkt uit de daar gevonden 'grootste verzameling overblijfselen van terra sigillata van geheel N.W.-Europa', zoals Holwerda stelt.)

 1992

- Riedi, Thomas, Via Mala. Texte und Bilder zur Natur und Gewchichte der grössten Schlucht im Kanton Graubünden. Chur (Verlag Buch- und Offsetdruck Bischofberger), 1992. [151 blz. ISNB 3.905174.07.3]. Hierin a.o. blz. 24-29, 30-45 ("De Viamala in der Antike". Op blz. 34 wordt op de Peutingerkaart een route verklaard: van Como naar Chiavenna ('Clavenna', XVIII mijl = ca 27 km), Campodolcino ('Taruessedo', XX mijl = ca 30 km), Splügenpass ('Cunuaureu', X mijl = ca 15 km), Zillis of Andeer ('Lapidaria', XVII mijl = ca 25 km), Chur ('Curia', XXXII mijl = ca 47 km). Van een tweede route vanaf Chur, dat 2x vermeld staat, wordt algemeen aangenomen dat het de route over de Septimerpas betreft, maar de auteur ziet er de Lukmanierpas in)

 1995

- Cornell, Tim & John Matthews, Atlas van het Romeinse rijk. Amsterdam (Agon), 1995. [240 blz. ISBN 90.5157.031.7]. Hierin: blz. 116-117 (goed leesbare afbeelding over volle hoogte van het gedeelte van Brindisi tot Sofia)

 1999

- Stuart, P. (commentaar), De Tabula Peutingeriana. In twee delen: Commentaar en De kaart. Deel in de serie 'Museumstukken', nr 2. Nijmegen (Vereniging van Vrienden van Museum Het Valkhof, Nijmegen), 19993e druk. [20 plus 32 blz. ISBN 90.71923.17.7 voor beide delen samen]. (Het betreft volledige uitgave, in zwart-wit, van het exemplaar van het Museum Het Valkhof, zijnde een exemplaar van de Antwerpse druk uit 1598. Deze is gebaseerd op een 12e- of begin 13e-eeuwse natekening van een laat-Romeins origineel. De uitgave van de kaart volgt quavermelding van de indeling de oorspronkelijke, met aanduiding van segmenten (in Romeinse cijfers) en stroken (in Arabische cijfers), gevolgd door b (= boven), m (= midden) of o (= onder). Voorbeeld: de vindplaats van Noviomagi is "I.4.b")

 2022

- Rozemeyer, Joep, Op zoek naar Romeinse wegen in Nederland en België. Hilversum (Verloren), 2022 [133 blz. ISBN 9789087049591]
De meeste studies gaan bij de interpretatie van de Peutinger kaart ervan uit dat de 'noordelijke Patavia-route' de limesroute is, van Nijmegen via Arnhem, Vechten en Utrecht naar de monding van de (oude) Rijn bij Katwijk. Rozemeyer geeft voor de 'noordelijke Patavia-route' een heel andere interpretatie. Hij legt de vinger op een aantal gevoelige plekken in de gebruikelijke theorie. Zo kloppen de op de Peutingerkaart aangegeven afstanden in Leuga (de door de Romeinen hier gebruikte Gallische mijl van 2500 meter) niet wanneer van de Limesroute wordt uitgegaan. Het eindpunt, Lugdunum, zou dan niet bij Katwijk liggen, maar ver in de Noordzee. Rozemeyer gaat wel van de vermelde afstanden uit en baseert daar zijn interpretatie op van een aantal van de getekende wegen. Als hypothese past hij voor de 'noordelijke Patavia-route' deze afstanden vanaf Nijmegen af in een zuidwestelijke richting. Lugdunum wordt dan Gent. Bij de interpretatie van de vermelde plaatsnamen op die route betrekt hij alle archeologische gegevens. Voor veel, maar niet voor alle plaatsen, vindt hij ondersteuning, ook feitelijk in het veld.
Een ander voorbeeld van een opmerkelijke stelling: op de bekende, in Vechten gevonden Romeinse steen staat de vermelding 'FECTIONE'. Dat betreft volgens Rozemeyer niet de naam van de plek waar de steen lag, maar de naam van de plaats waar de schenkers vandaan kwamen.

 

 2023

- Ginkel, Evert van & Wouter Vos, Grens van het Romeinse rijk. De Limes in Zuid-Holland. Utrecht (Matrijs), 20232e druk/1e druk: 2018. [224 blz. ISBN 978.90.5345.531.9]. Hierin "De kaart van Peutinger": blz. 58-59.